‘Tijdens mijn master heb ik stage gelopen op de conservatorenafdeling bij Stedelijk Museum Alkmaar. Dat was ontzettend nuttig. Ik deed er wetenschappelijk onderzoek zoals ik dat ook op de universiteit deed, maar meer praktische dingen – een schilderij ophangen, zaalteksten schrijven voor een breed publiek – deed ik tijdens de stage voor het eerst. Ook maakte ik kennis met de component van relatieonderhoud. Je hebt in een museum meer collega’s buiten de muren van het museum dan erbinnen, en onderhoudt heel veel verschillende soorten contacten. Het is ontzettend belangrijk te weten hoe je daarmee moet omgaan.’
‘Ik wilde graag conservator worden, maar in dat werkveld liggen de banen niet voor het oprapen. Na het behalen van mijn masterdiploma ben ik daarom flink aan het solliciteren geslagen, ook op posities op plekken waarvoor ik drie uur zou moeten reizen. Ik wist dat de markt klein en competitief was. Door veel inzet en een grote portie geluk wist ik gelukkig al heel snel na mijn afstuderen een baan in het veld te vinden, en bij een heel interessant museum.’
‘Conservator is een ontzettend veelzijdig vak: de ene dag breng je met stapels boeken in de bibliotheek door, de andere dag bezoek je erven van kunstenaars, bekijk je een tentoonstelling in een ander museum of ploeg je een boekproef van je publicatie door. Met de onderzoekscomponent ben ik vanuit mijn studie grotendeels vertrouwd, en ook de schrijfvaardigheid die ik daar heb ontwikkeld komt goed van pas. Kleinere, praktische dingen aan het vak zijn vaak nieuw, maar goed te leren – bijvoorbeeld hoe je een kunstwerk in- of uitpakt, of hoe het databasesysteem werkt. Nu ik zelf als conservator werk, merk ik dat het academische ideaalbeeld van een perfect kunsthistorisch verhaal in de praktijk niet altijd mogelijk is. Soms blijken kunstwerkcombinaties op zaal gewoon niet te werken, moet je pijnlijke keuzes maken, of is een bepaald werk voor een tentoonstelling simpelweg niet te krijgen. Dat zorgt soms wel voor eye-openers. Uiteindelijk is het, juist door alle uitdagingen, fantastisch als de tentoonstelling waaraan je hebt gewerkt er eindelijk staat en alles samenkomt.’
‘Het museale veld is erg in ontwikkeling op thema’s als diversiteit, inclusie en meerstemmigheid; dat is in Museum MORE niet anders. Momenteel werk ik aan een nieuwe vaste-collectiepresentatie voor het museum. Daarbij merkte ik al snel dat je je bewust moet zijn van je keuzes: als je even niet oplet, heb je alleen maar werk van gevestigde, witte, mannelijke kunstenaars geselecteerd, simpelweg omdat dat in het verleden het meest is verzameld. Zoals veel musea is ook Museum MORE tegenwoordig bezig met het diversiteitsvraagstuk. Dat komt duidelijk terug in het tentoonstellingsbeleid en ook in de werving van nieuwe kunstobjecten. Maar een collectie verander je niet van de ene op de andere dag.
Ik denk dat het culturele veld nog een uitdaging heeft in het representeren en verwelkomen van mensen vanuit een sociaalmaatschappelijk uitdagende positie. Onlangs werkte ik mee aan de tentoonstelling Naïef realisme. Van Rousseau tot Grandma Moses, over autodidacten uit het interbellum. Deze kunstenaars waren veelal van zogenaamde ‘eenvoudige’ komaf en werkten naast als kunstenaar bijvoorbeeld als postbode of tuinder. Ze lieten zien dat hun achtergrond niet uitmaakte: hun kunst werd in toonaangevende musea en galeries getoond. Ik hoop dat deze tentoonstelling iets bijdraagt aan sociaalmaatschappelijke inclusie en representatie.’
‘Kunstgeschiedenis is een prachtige studie die je meer bijbrengt dan alleen de kunstgeschiedenis. Je ontwikkelt er een sterke maatschappelijke antenne, die je breed kunt inzetten. Tijdens de studie kom je in aanraking met mogelijkheden die je vooraf misschien niet in kaart had. Als je wel al een duidelijk doel hebt, denk ik dat hard werken en in jezelf geloven een hoop deuren opent. Mijn tip voor studenten: zoek een goede stage! Ook als je, zoals ik, in eerste instantie eigenlijk liever extra vakken volgt.’